Door Scott Kiloby, vertaald door Hanneke Geraeds-de Vries.
Afgunst
Afgunst kent vele varianten. Als we anderen ontmoeten die iets bezitten wat wij niet hebben of die succesvoller, aantrekkelijker, rijker, machtiger, kundiger of belangrijker lijken, kunnen onze afgunstige gedachten gepaard gaan met stekende emoties. Dit soort kenmerken bij anderen kunnen in onszelf echt een hoofdverhaal losmaken over wat wijzelf tekortkomen.
In deze inquiry bleef Preston vooral naar anderen wijzen, blind voor wat er in hemzelf speelde. Enkel door Preston te helpen de focus naar hemzelf te verplaatsen en naar waar die neiging vandaan kwam, dat hij naar de anderen wees, maakte het verschil.
Preston:
Ik heb een soort onderbuikgevoel bij bepaalde mensen waarvan ik vind dat ze te veel bezig zijn met materiële welvaart of die flaneren en te koop lopen met hun knappe vrouwen en veel aandacht krijgen.
Scott:
Wat voor soort gevoel is dat?
Preston:
Ik heb een hekel aan hen.
Scott:
Stel je een kring voor van mensen om je heen die je het meeste triggeren. Scan vervolgens die kring. Aan wie heb je de grootste hekel?
Preston:
Er is er één bij die wel verliefd lijkt te zijn op geld. Hij heeft een hele menigte om zich heen verzameld. Ik vind het walgelijk en oppervlakkig hoe zij hem aanbidden. En hij vreet het allemaal.
Scott:
Oké, dat is wat jij over hem denkt. Begrijpelijk. Wat zie je als je niet meer met je vinger naar hem wijst, maar die in plaats daarvan op jezelf richt? Hoe zie jij jezelf in vergelijking met hem?
Preston:
Ik zie niks.
Scott:
Misschien is het een blinde vlek, maar er moet een reden zijn die ervoor zorgt dat je steeds met je vinger naar de ander wijst. Haalt hij iets in je naar boven waarvan jij vindt dat je tekort komt, ondermaats, gebrekkig of iets dergelijks bent?
Preston:
Het eerste dat er in me opkomt is dat ik mezelf veel bescheidener vind met betrekking tot het verdienen van geld.
Scott:
Is dat echt hoe je over jezelf denkt? Of speelt er misschien wat overcompensatie mee? En als dit zo is, dan vind je het moeilijk om de waarheid te vertellen over hoe je je echt diep van binnen over jezelf voelt. Kwam je naar me toe omdat je jezelf bescheiden vindt?
Preston:
[lachend] Dat lijkt me sterk. Ik voel wat afgunst naar hem. Ik heb heel hard moeten werken voor het beetje dat ik bezit.
Scott:
Nu komen we ergens. Wat heeft hij wat jij niet hebt, maar wel zou willen hebben?
Preston:
Hij krijgt aandacht. Hij kan lekker plezier maken. Hij heeft een mooie vrouw.
Scott:
Kijk of je dit kunt samenvatten tot een specifiek soort tekorkomende ‘ik’, zodat we het kunnen benoemen. Maak de volgende zin eens af: ‘Er is iets mis met mij. Ik mis …’
Preston:
Belangrijkheid. Ik voel me onbelangrijk als ik naar hem kijk.
Scott:
Laten we die onbelangrijke ‘ik’ proberen te vinden en kijken of dat dingen opheldert over hoe jij hem ziet. Ben jij de woorden ‘Ik voel me onbelangrijk’? Jij, de onbelangrijke ‘ik’?
Preston:
Ik voel meteen een grote brok in mijn keel en in mijn onderbuik. Ja, dus.
Scott:
Ben jij de woorden ‘Ik voel een grote brok in mijn keel’?
Preston:
Nee, natuurlijk niet. Ik beschrijf alleen wat er in me opkwam.
Scott:
Oké, stop met het beschrijven van de fysieke sensatie in je keel. Blijf gewoon hier bij mij zitten, rustend, zonder woorden om die fysieke sensatie te beschrijven. Zie je in je gedachten een beeld van je keel?
Preston:
Ja.
Scott:
Ben jij dat beeld? Jij, de onbelangrijke ‘ik’?
Preston:
Ik moet ja zeggen. Op de een of andere manier voelt het alsof ik dat ben.
Scott:
Ben jij de woorden ‘het voelt alsof ik dat ben’?
Preston:
Nee. Het is zo subtiel. Het denken is zo subtiel. Ik zag niet dat de stem in mijn hoofd deze woorden aan dat beeld koppelde.
Scott:
Rust maar even. Merk alleen maar de open ruimte van het huidige moment op. Voel de uitgestrektheid ervan. Voel de levendige ruimte in je lichaam. Nou, zie je dat beeld voor je?
Preston:
Het is net verdwenen. En de brok is ook verdwenen.
Scott:
Waar is die ‘ik’ die onbelangrijk is?
Preston:
Ik zie zijn gezicht.
Scott:
Ben jij dat beeld van zijn gezicht? Jij, de onbelangrijke ‘ik’?
Preston:
Er zit lading op, dus… ja.
Scott:
Lukt het je dat beeld te laten vervagen gedurende een paar tellen en dan de emotie of fysieke sensatie te voelen die erbij opkwam?
Preston:
Ja. Ik voel me verdrietig.
Scott:
Ben jij de woorden ‘Ik voel me verdrietig’?
Preston:
Nee.
Scott:
Blijf bij dat verdriet, zonder het te benoemen. Laat die energie zich uitbreiden in de ruimte.
Preston:
Ik merk dat ik daar grote weerstand tegen heb.
Scott:
Ben jij deze woorden?
Preston:
Nee.
Scott:
Waarschijnlijk begrijp je nu wat maakte dat je steeds met de vinger naar de ander wees: hierdoor hoefde je dit innerlijk verdriet niet te voelen. Voel het nu, maar zonder het te beschrijven.
Preston:
[Huilend] Ik schaam me. Maar het voelt goed op de een of ander manier. Ik voel dat er iets loslaat.
Scott:
Ben jij die energie die loslaat? De ‘jij’ die onbelangrijk is?
Preston:
Nee.
Scott:
Kijk eens of je de onbelangrijke ‘jij’ kunt vinden, terwijl je rust, met andere woorden terwijl je woorden, beelden en energie laat opkomen en weer verdwijnen zoals ze van nature doen.
Preston:
Bepaalde gedachten lijken ‘mij’ te zijn, totdat ik er gewoon rechtstreeks naar kijk en dan verdwijnen ze weer. Nee, ik kan die ‘ik’ niet vinden.
Scott:
Scan de kring nog eens. Wie maakt iets in je los?
Preston:
Hij maakt nu niets meer in mij los, maar ik zie nu mijn vrouw overdreven aardig doen tegen onze loodgieter. Ik heb ook een hekel aan hem.
Scott:
Ben jij de woorden ‘Ik heb ook een hekel aan hem’? Jij, diegene die niet belangrijk is?
Preston:
Nee.
Scott:
Hoe zit het met het mentale beeld van je vrouw die overdreven aardig tegen hem doet?
Preston:
Nee. Het voelt alsof ik degene ben die dit alles bekijkt. De onbelangrijke persoon ziet haar dit doen.
Scott:
Ben jij de woorden ‘Ik ben degene die haar dit ziet doen’? Jij, de onbelangrijke persoon?
Preston:
Nee, maar de woorden lijken op mij te slaan.
Scott:
Als je de woorden loslaat, kun je dan die ‘mij’ vinden waarop de woorden lijken te slaan?
Preston:
Het voelt alsof iemand me in mijn buik heeft geslagen.
Scott:
Ben jij deze woorden?
Preston:
Nee.
Scott:
Rust zonder deze woorden en voel de fysieke sensatie in je buik.
Preston:
Het voelt alsof het daar echt vast zit.
Scott:
Ben jij deze woorden?
Preston:
Nee. Ik merk dat mijn denken zich ermee wil bemoeien en alles wil beschrijven.
Scott:
Ben jij een van deze beschrijvingen? Jij, degene die onbelangrijk is?
Preston:
Nee. Het voelt wel weer of ze op mij slaan.
Scott:
Kijk eens of je die ‘mij’ kunt vinden.
Preston:
Het zit in mijn buik.
Scott:
Ben jij die beschrijving?
Preston:
Nee. Oké, ik begrijp het. Geef me even om deze huidige pijn te voelen, in plaats van hem te beschrijven. [Lange stilte]. De fysieke sensatie veranderde in verdriet en het lijkt minder te worden nu ik dat verdriet de ruimte geef.
Scott:
Ben jij die minder wordende energie [noot vertaler: fysieke sensatie]?
Preston:
Nee.
Scott:
Scan de kring.
Preston:
Oh, dit is apart. Ik zie mijn moeder die meer aandacht geeft aan mijn broer dan aan mij, toen ik een kind was.
Scott:
Ben jij dat beeld?
Preston:
Ja, maar ik rust en laat het gevoel [noot vertaler: de fysieke sensatie] er zijn. Geef me even [snikkend]. God, het voelt alsof ik mijn hele leven overal buiten gehouden werd.
Scott:
Ben jij deze woorden?
Preston:
Het zijn alleen maar woorden.
Scott:
Denk eraan dat we hier niet zitten om je verleden over te doen of jou aan een psychoanalyse te onderwerpen. We doen iets heel specifieks: we proberen de ‘ik’ te vinden die onbelangrijk is. Kun je die vinden? Kijk overal.
Preston:
Geen enkele gedachte lijkt die ‘ik’ te zijn. Het is dit lijf. Er is iets mis met dit lijf. Ik ben niet aantrekkelijk.
Scott:
Kijk naar de woorden die je zojuist gezegd hebt. Stel je ze in gedachten voor in een lijstje. Staar de woorden rechtstreeks aan. Ben jij deze woorden? Jij, de onbelangrijke ‘ik’?
Preston:
Nee.
Scott:
Kun je hem ergens vinden?
Preston:
Ik voel me volledig ontspannen nu. Nee, ik kan hem niet vinden.
Scott:
Scan de kring. Voel je je getriggerd?
Preston:
Nee, alleen een milde fysieke sensatie of emotie hier en daar. Die zijn niet de onbelangrijke ‘ik’. Wat een ongelofelijk verhaal heb ik me zelf stiekem toegefluisterd!
Scott:
Het leidt tot heel wat gewijs naar anderen, niet?
Preston:
Absoluut! Dat was echt dom van me om zo naar anderen te wijzen, terwijl het probleem eigenlijk bij mij lag, bij het idee onbelangrijk te zijn.
Scott:
Geef jezelf niet op je kop. Het idee dat we tekortkomen is een veelvoorkomend, menselijk verhaal. Blijf alleen maar bij het kijken als je die ‘ik’ hier niet kunt vinden.
Preston:
Ik kan hem niet vinden.
Scott:
Kijk nog eens naar al die anderen. Is er echt iets mis met hen?
Preston:
Nee, ze zijn gewoon wie ze zijn. Dit ging alleen maar over mijzelf. Zij zien er perfect uit. Ik heb geen hekel aan hen. Ik had een hekel aan mijzelf, dat zie ik nu.
Scott:
Ben jij de woorden ‘Ik had een hekel aan mijzelf’? De ‘jij’, die onbelangrijk is?
Preston:
[Lachend] Nee.
Uit Scott’s boek: “The Unfindable Inquiry: One Simple Tool to Overcome Feelings of Unworthiness and Find Inner Peace”
The Unfindable Inquiry is als paperback of als e-book verkrijgbaar bij bol.com.